Kennismaking
(Persoon 1)
Hallo, hoe gaat het? Alu, mammesh tegith? (Persoon 2) Met mij gaat het goed, dankjewel. Aqayi mlih, εafak/εafam. (mannelijk/vrouwelijk) (Persoon 1) Hoe heet jij? Mammesh damekan? (Persoon 2) Ik heet Mohamed. Nesh qaneji Mohamed. (Persoon 1) Hoe oud ben jij? Meshar ghash/gham? (mannelijk/vrouwelijk) (Persoon 2) Ik ben 30 jaar oud. Nesh ghari tratin snin. (Persoon 1) Waar woon jij? Mani zedghath? (Persoon 2) Ik kom uit Nederland, ik woon in een stad genaamd Amsterdam. Nesh zi Hollanda, zedgag di ijjen tendint qanes Amsterdam. |
(Persoon 1)
Heb jij broers of zussen? Ma garem shan yeytmem nigh yesmam? (Persoon 2) Ik heb 1 broer. Nesh gharig ijjen uma. (Persoon 1) Ben jij getrouwd? 'Tmershath? (Persoon 2) Ja ik ben 2 jaar getrouwd. Wa, nesh mershagh tnayen iseggwsa. (Persoon 1) Ik moet gaan werken, zou ik je telefoonnummer mogen? Nesh adahegh adgedmag, ma tzemmareth ad ayi tewceth tilifonnummeru 'nnec/'nnem? (mannelijk/vrouwelijk) (Persoon 2) Ja hoor, 0612345678. Wah. Zero, setta, wahit, tnayen, trata, arb3a, xemsa, setta, seb3a, tmenya. (Persoon 1) Dankjewel, doei. Eafak/εafam, beslama (mannelijk/vrouwelijk). |